De ontknoping: een teloorgang nabij (?)
Het is twintig uren en achtenvijftig minuten laat op donderdag twaalf maart 2020. Om een of andere reden heb ik het altijd leuker gevonden om getallen voluit te schrijven.
Het laatste bericht stroomt binnen in mijn mailbox: “Ook maandag zal de practicumsessie niet doorgaan omdat we niet kunnen garanderen dat de afstand tussen de studenten groot genoeg zal blijven.” Dan beslis ik om ook die laatste cursus mee te nemen naar huis, want wie weet of ik hier überhaupt nog terugkom vóór de examenperiode. [Ik ga ervan uit dat ze die laatste niet snel zullen cancelen.] En dan vertrek ik.
Een oorverdovende stilte. Da’s misschien gewoon omdat het avond is en — let’s be honest — we leven momenteel in de zoveelste sombere maand. Toch voel ik dat er iets aan de stilte ontbreekt. Vanmiddag was het al zo leeg, mede omdat zo goed als alle faculteiten op de Heverleese campus de lessen ‘tot nader order’ hadden opgeschort. Alsof de duivel ermee gemoeid is: de onze blijft gewoon open. Al voelde ik de bui al hangen.
Ik heb een briefje op mijn kamerdeur gehangen zodat mijn metgezellen op kot zich niet al te veel zorgen hoefde maken, als ze dat al deden. [“Hoe daadkrachtig het woord toch kan zijn,” dacht ik bij mezelf voordat nog maar iemand de boodschap ter harte had gekregen.]
Ik beslis voor het eerste om geen muziek in mijn oren te rammen omdat ik de realiteit even onder ogen wil komen. Want? Wat is dit nu eigenlijk? Op Facebook een overload aan berichtjes over hoe mensen hamsteren, winkels als het ware worden leeg geroofd, tal van activiteiten worden afgelast en nog meer zotte dingen die het species de mens in haar hoofd heeft gehaald. Op straat geen leven meer: pizzeria’s zijn leeg, misschien heeft de koerier van takeaway.com meer geluk vanavond?
Terwijl ik naar het hartje van de bruisende studentenstad fiets — een weg die ik trouwens nooit neem naar het station — probeer ik het schouwspel te observeren. Voor de studentencafés amper beweging, de terrasjes op de markt leeg. Ik voel de beangstigende blik waarmee mensen mij in de ogen kijken tot in het diepste, donkere kamertje van mijn ziel. Al houd ik natuurlijk in mijn achterhoofd dat de paniekerige blik op mijn eigen kop ook geen zicht is. Paniek? Nee. Ik leef graag mee met de mensen, want ik ben ten slotte een kuddebeest.
Hoe fragiel het leven eigenlijk is, had ik al eerder door. De middelbare school waarin het leven de vorm aanneemt van een utopische maatschappij, waarbij we allen hand-in-hand samenleven en iedere ochtend het blije masker uit de onderste doos van de kast moeten halen. Afstand doen van zo’n irreële samenleving en in een krijgshaftige, egoïstische, ongeloofwaardige, [ik kan nog lang door gaan, maar ik bespaar het u] grot terecht komen: dat doet pijn. Tenminste als je met een nobel doel in het leven staat. Volwassen worden staat hierbij equivalent aan ikke, ikke, ikke en de rest kan stikke. Eerlijk? Ik hield de doos met het masker onder mijn kussen als ik ging slapen, want ik zou ‘m voor geen geld van de wereld willen missen. Maar dat ik nu ook de apotheose van de mensheid zou meemaken, wow. Uit zo’n honderd miljard mensen, zijn wij de uitverkorenen om onze eigen ontknoping vanop de eerste rij mee te maken. Ongelooflijk, niet?
Daar zie ik dan toch nog een vrolijke mens. Zou hij zich bewust zijn van de urgentie die het leven eist à ce moment? Ach ja, zulke mensen werden misschien verheerlijkt door C2 H5 OH? (lees: een pintje). Wees gerust, het was nog maar twintig uur en dertig minuten laat op donderdagavond; uitgaande jongeren komen pas later op gang. [Waarom? Op kot en met vrienden voor een paar muntstukjes dezelfde fase bereiken als in een veel-te-dure bar — de keuze is, geloof ik, sneller gemaakt dan dat de drank naar binnen glipt.]
Het is twintig uren en achtenvijftig minuten laat op donderdagavond. Daar zat ik dan, op een bankje in het station van Leuven. Of ik me ervan bewust was dat ik minstens tien plaatsen had overgelaten tussen die persoon aan de andere kant van het bankje en mezelf? Ja. Of de persoon die precies op het vijfde bankje ertussenin kwam zitten dat ook was? Wie zal het zeggen. [Of het nu een virale crisistijd is of niet, ik geloof dat we altijd op dezelfde manier het bankje zouden opvullen: zoveel mogelijk plaats tussen ons in laten. Charmante Belgen.] De conducteur knipt zoals gewoonlijk mijn campuskaart door op de trein. (Zonder plastic handschoentjes ?) Ik heb nog nooit zoveel ongevulde plekjes in een trein gezien.
Bij elke beweging stel ik mij vragen, u merkt het.
Thuis aangekomen. Safe and sound. Live persconferentie van premier Wilmès. [U kent haar ongetwijfeld: Sofie Wilmès, de eerste vrouwelijke premier van het Belgenlandje die de geschiedenisboeken zal ingaan als la première, at interim én zonder meerderheid.] En nu dringt het pas tot me door: de mens is niét de sterkste soort op Aarde: dat geloof ik echt.
Én neen. Ik ben me ervan bewust dat datgene — waarvan ik de naam stilzwijgend verborgen heb gehouden — niet wordt beschouwd als levend organisme door het gebrek aan bepaalde levensnoodzakelijke bouwstenen. Sta mij echter toe alsnog te beweren dat de piek in de evolutie van de sapiens zo goed als over is.
To be continued…