De modernisering van het onderwijs: denk nu na over de herinrichting van het secundair onderwijs.
Sinds de pandemie is de precaire situatie in het onderwijsveld steeds duidelijker zichtbaar geworden. Waar leerkrachten in het begin van de pandemie met de handen in het haar zaten over hoe ze onderwijs gingen voeren, willen de meesten nu zo snel mogelijk af van dat online onderwijs. Het is mezelf de afgelopen maanden ook meer opgevallen dat de waaier aan mogelijkheden die ik ontving gedurende mijn middelbare schooltijd, vrij uniek was. Ik voel me dus erg terecht geprivilegieerd. Daarnaast hoor ik in mijn naaste omgeving een steeds luidere kreet van mensen die in het onderwijsveld staan of er vaak mee in contact komen. Ik sprak de afgelopen maanden met enkelen van hen en ze stelden me op een of andere manier allemaal dezelfde, retorische vraag: “Waar is het niveau van de leerlingen naartoe?” Leerkrachten zijn bezorgd om de kwaliteit van het onderwijs dat ze afleveren en vragen zich af of de hervormingen van het afgelopen decennium wel hun nut bewijzen. Hoewel het de bedoeling is om het algemeen niveau van opleiding naar boven te trekken in onze regio, blijkt nu – een pandemie verder – dat de educatieve kansen voor een alsmaar grotere groep jongeren in onze samenleving, krimpen. Op deze Internationale Dag van het Onderwijs houd ik ons onderwijsmodel tegen de lamp en probeer ik mijn bescheiden visie daarover te geven. Dat doe ik op basis van gesprekken met mensen uit het onderwijsveld, oud-leerkrachten en enkele studenten in de lerarenopleiding. Uit respect voor ieders privacy noem ik geen namen. De gesprekken met de mensen die me inspireerden, verliepen immers niet met als doel dit artikel te schrijven. Dat die gesprekken hebben geleid tot dit artikel, valt op zijn minst merkwaardig te noemen.
"Hoewel de norm van de klas misschien niet in het bereik ligt van de interesses, talenten of capaciteiten van de leerling, moet die er toch aan voldoen. Net daar schiet het hele systeem tekort.”
“Waar is het niveau van de leerlingen naartoe?” Een vraag die iedere ervaren leerkracht zich de afgelopen jaren zich wel eens luidop heeft gesteld. In feite hebben de afgelopen onderwijsmoderniseringen één ding met elkaar gemeen: ze hadden als doel om de leerling zoveel mogelijk differentiatie aan te bieden om op die manier de sterke leerlingen van de klas meer uit te dagen en de minder sterken zoveel mogelijk duwtjes in de rug te geven. Het lijkt een nobel doel, zij het niet dat de praktische uitvoering van de onderwijsmoderniseringen aan haar theorie voorbijging. In de praktijk moeten de sterke leerlingen hun talenten aan de kant zetten om mee te hinken met het gemiddelde en de zwakken lopen zich iedere dag uit de naad om nog maar mee te zijn met wat de leerkracht vooraan de klas vertelt. Het niveau van de klas congrueert naar een gemiddelde dat niets zegt over de capaciteiten van de klas. Het huidige onderwijs model is gefixeerd op de norm en veronderstelt dat iedereen voldoet aan een gemiddelde, terwijl dat gemiddelde eigenlijk niets zegt over de individuele capaciteiten van iedere, unieke leerling.
Wat ik vooral niet bedoel, is dat de sterke leerlingen in de klas van hun niveau moeten inboeten om diegenen die achterop hinken te stimuleren. De sterke leerlingen in de klas blijven op hun honger wachten om hun capaciteiten binnen bepaalde vakgebieden volledig uit te rollen. Dus de zwakkere leerlingen in de klas hebben geen capaciteiten of talenten? Absoluut niet. Misschien ben ik in mijn verwoording iets te bruut als ik spreek over “sterke” en “zwakke” leerlingen, want die vergelijking gaat helemaal niet op. Het klopt dat er in een klas wiskunde-wetenschappen enkele leerlingen zijn die bijzonder veel talent of aanleg hebben voor analytische vakken als fysica of wiskunde en anderen die dan weer uitblinken in biologie. Niet iedere leerling hoeft uit te blinken in ieder vak, maar dat er leerlingen zijn die in “niets” zouden uitblinken? Dat geloof ik niet. Als je dat gevoel zou krijgen, dan betekent dat gewoonweg dat de leerling niet op diens plek zit in die klas. Als de leerling echter dat gevoel zou krijgen, dan betekent dat de leerling als gelijke wordt behandeld in de klas. Hoewel de norm van de klas misschien niet in het bereik ligt van de interesses, talenten of capaciteiten van de leerling, moet die er toch aan voldoen. Net daar schiet het hele systeem tekort.
“Kan je mij dan uitleggen hoe iemand die afstudeert in het technisch onderwijs, doorstroomt naar de universiteit?” Omdat die persoon diens talenten, capaciteiten of interesses nog niet kende toen die twaalf jaar oud was. Wie weet had die persoon nu – mocht die nu voor die keuze staan – wél gekozen om in te stromen in de klas Latijn. Op dezelfde manier zou je me de vraag kunnen stellen hoe iemand die afstudeert van het algemeen secundair onderwijs, niet slaagt in het eerste jaar aan de universiteit? Waarschijnlijk kan je het antwoord op die vraag ook terugvinden in dezelfde categorie als het antwoord op de vorige vraag: de leerling kende diens eigen talenten, capaciteiten en interesses nog niet (goed genoeg). Daarom geloof ik sterk dat we in de eerste jaren van het secundair onderwijs moeten inzetten op zelfontwikkeling. Laat de leerlingen ontdekken wat die willen en kunnen doen om zich daarna pas voor te bereiden op wat er ná het secundair komen zal. Ik geloof sterk in een klas met een gezonde mix van leerlingen met verschillende interesses, capaciteiten en talenten. Laat iedere leerling ieder jaar of misschien zelfs ieder halfjaar een pakket aan vakken kiezen om zo te ontdekken wat die al dan niet leuk vind of goed kan.
“Bereid de leraren in opleiding voor op een klas waarin leerlingen zitten met uiteenlopende interesses, capaciteiten en talenten. Zolang dat niet het geval is, kan je in principe ook niet meer van hen verwachten – en toch doen we dat als maatschappij vandaag massaal."
Ik hekelde in mijn middelbare schoolcarrière al de leerkrachten die vonden dat ik teveel bezig was met hobby’s en niet-school gerelateerde zaken. Het verwondert dan ook niemand dat de leerkrachten waarmee ik nu nog contact heb, diegenen zijn die me daar net altijd in hebben gesteund. Het is niet zo dat ik mijn leven buiten de schooluren liet voorgaan op het schoolgebeuren, maar het verdiende in mijn leven wel een evenwaardige plaats. Als ik daar nu op terugkijk, ben ik maar al te blij dat ik er toen zo over dacht. Ik heb minstens evenveel geleerd van alle dingen waar ik niet op beoordeeld werd of waar ik geen examen voor moest afleggen, als van alles wat ik ooit op school leerde. Het heeft mij met vallen en opstaan gebracht tot waar ik nu ben. Het heeft mij geholpen om te vinden wat ik graag wilde doen en waar ik goed in ben. Toch betreur ik dat daar op school niet evenveel aandacht naartoe ging. Ik geloof dat het uitstellen van de studiekeuze in het middelbaar onderwijs er net voor zal zorgen dat iedere leerling diens eigen sterktes en zwaktes leert kennen om op een latere leeftijd een beslissende keuze te maken. Het spreekt voor zich dat een adolescent van zestien jaar oud, veel meer over zichzelf weet dan iemand die amper twaalf jaar oud is.
Enter volgend obstakel: de leerkrachten. Niet het feit dat de leerkrachten dat niet zouden kunnen, maar wel het feit dat de leerkrachten niet op die switch zijn voorbereid. Een leerkracht is niet meer louter een leerkracht, maar lijkt tegenwoordig op een allround leerbegeleider: iemand die altijd paraat moet kunnen staan voor iedere leerling, want iedere leerling heeft andere noden, iemand die ervoor moet zorgen dat wat die doet een educatieve meerwaarde heeft en bovendien moet die er af en toe nog eens voor zorgen dat de leerlingen ook snappen wat er vooraan in de klas gebeurt. Ik betreur niet dat een leerkracht meer persoonlijke aandacht schenkt aan diens leerlingen, maar ik betreur zeer sterk dat die daar in principe te weinig op voorbereid is. Zo betreur ik dat er geen specifieke masteropleiding leerkracht bestaat. In de plaats daarvan laten we liever masterstudenten enkele educatieve modules volgen aansluitend op een universitaire bacheloropleiding, indien die graag voor de klas wil staan. Vaak zijn die educatieve modules in vergelijking tot de educatieve vaardigheden die een hogeschoolopleiding biedt, miniem. Daarmee wil ik de educatieve masterprogramma’s van onze universiteiten niet vernietigen, maar integendeel zelfs uitbreiden. Hoe creëer je sterk onderwijs? Met sterke leerkrachten. Bovendien geloof ik dat je op die manier heel wat lerarenstudenten een extra uitdagende opleiding kan bieden. Bereid de leraren in opleiding voor op een klas waarin leerlingen zitten met uiteenlopende interesses, capaciteiten en talenten. Zolang dat niet het geval is, kan je in principe ook niet meer van hen verwachten – en toch doen we dat als maatschappij vandaag massaal.
Of een leerkracht voor die extra inspanningen, de flexibiliteit en de gigantische verantwoordelijkheden dan extra wordt beloond? Helaas. Er werd recentelijk een inspanning geleverd om toekomstige leerkrachten een fiscaal voordeel te bieden. Indien iemand wil overstappen van de privésector naar het onderwijs, kan die tien jaar anciënniteit meenemen. Of dat volstaat om een hoop nieuwe leerkrachten aan te trekken, betwijfel ik. Iedereen die een leerkracht kent, weet wat er van hen wordt verwacht en wat ervoor in de plaats komt. Soms vraag ik me af waarom scholen er steeds minder in slagen om naschoolse projecten aan te bieden, maar dan snap ik weer dat een school wordt gedragen door diens leerkrachten. Als je werkgever steeds meer van je verwacht, maar jij geen beloning krijgt voor die extra inspanning, dan ben je toch ook niet meer geneigd om de jaarlijkse teambuilding vrijwillig te organiseren? Helaas gaat het op school wel over onze leerlingen die daar het slachtoffer van worden. Naschoolse activiteiten die door de school worden georganiseerd, zijn de meest waardevolle activiteiten in de schoolcarrière van iedere leerling. Schoolreizen, leerlingenraden, uitstappen, klasactiviteiten,… zijn herinneringen die leerlingen zich voor het leven bijblijven én bovendien bijdragen aan de sociale ontwikkeling van het kind.
“Tot die tijd moeten we ieder van hen gelijkwaardig behandelen en niet gelijk: iedere leerling verdient aandacht op maat ook al hebben sommigen dat meer nodig dan anderen.”
De pandemie (waar we nog niet van verlost zijn) maakte de samenleving wakker voor basisbehoeften. De mentale weerbaarheid van onze jongeren is er daar zeker één van. We begeven ons in een nieuw momentum waarin we meer aandacht besteden aan onze zelfontwikkeling – en terecht. De school speelt daarin een cruciale rol: want daar leren onze jongeren zich ontwikkelen tot de beste versie van zichzelf. Ze leren zich daar weerbaar maken tegen tegenslagen die ongetwijfeld nog zullen volgen. Ze maken daar enkele van de meest tekenende beslissingen in hun leven. Ik denk dat het probleem niet ligt in het feit dat er verschillende vormen van onderwijs bestaan die leerlingen voorbereiden op verschillende zaken, maar ik denk dat de invulling ervan al jaren leeg blijft. Leerlingen die te vroeg keuzes maken, verliezen bij voorbaat kansen. Net daarom moeten we ervoor zorgen dat de leerlingen die keuzes pas maken op een moment dat ze er klaar voor zijn. Tot die tijd moeten we ieder van hen gelijkwaardig behandelen en niet gelijk: iedere leerling verdient aandacht op maat ook al hebben sommigen dat meer nodig dan anderen. En onze leerkrachten zijn de draaischijf die we nodig hebben om die hele mini-maatschappij draaiende te houden. Het idee dat de school van morgen een miniatuurversie is van de samenleving, is nobel, maar dat werkt niet als iedereen er langs elkaar doorleeft. Daarom lijkt het mij noodzakelijk dat er nu wordt nagedacht over hoe we de school herinrichten. Het lijkt mij sterk als je algemene vorming kan organiseren in gemengde groepen waarbij je inzet op onder andere economische, technische vaardigheden en mentale weerbaarheid; zaken die iedere leerling morgen nodig heeft. Het lijkt me sterk als je iedere leerling kan helpen ontwikkelen tot een sterke leerling in diens eigen talenten. Het lijkt me sterk als je leerkrachten voorbereidt op een flexibele rol en er ook voor beloont. De gemeenschap die de school creëert is namelijk de meest waardevolle voor de gehele maatschappij en tegelijk de meest kwetsbare.