De rechten van het ongeboren kind
Liever voorkomen dan genezen.
Al in het interbellum in de vorige eeuw kwamen toppolitici bij elkaar om de koppen te breken over kinderrechten. Die discussies kwamen in een stroomversnelling toen de Verenigde Naties na de Tweede Wereldoorlog (eindelijk) werden besloten. De wereld was immers wakker geworden met de consensus dat het menselijk leed dat de Holocaust had veroorzaakt, in de toekomst moest vermeden worden. In 1948 beklonk de Algemene Vergadering van de VN de Mensenrechtenverklaring, maar voor een consensus over de Rechten van het Kind was het wachten tot 1989. Ruim veertig jaar later staat de interpretatie op die rechten ter discussie in de Belgische parlementen. In dit essay doe ik een poging om het debat over de rechten van het ongeboren kind te analyseren: politici strooien – zoals gewoonlijk – met uitspraken her en der, maar wat kunnen we daar nu uit leren? Daarnaast probeer ik de ethisch kwestie in een historisch kader te vatten om zo te begrijpen met welke gevoeligheden we te maken krijgen. Die historische referentie deed ik op tijdens de hoorcolleges van professor Rodriguez. Zij legde in haar lessen over de Geschiedenis van de Nieuwste Tijd (lees: de tijdspanne tussen pakweg de negentiende eeuw en het heden) de link tussen het hedendaags debat en het naoorlogse milieu. (1) Vanuit die notie probeer ik te achterhalen welke ideeën van toen we mogen vergelijken met de huidige politieke standpunten. Het is namelijk bevreemdend dat over het gehele en versnipperde partijpolitieke landschap quasi iedereen het erover eens is dat de overheid moet ingrijpen in voor het kind kwetsbare gezinssituaties. In welke mate moet de overheid de rechten van het ongeboren kind beschermen? Tot slot leg ik graag mijn eigen idee uit, maar of dat er toe doet, laat ik voor de lezer in het midden.
Hoe kunnen we het ongeboren leven dat al in gevaar is beter of best beschermen? Daar gaat in principe de discussie over. Momenteel worden door verschillende partijen zowel op Vlaams als op federaal niveau initiatieven genomen tot wetsvoorstellen. Er lijkt een consensus te bestaan over het feit dat de overheid moet ingrijpen omdat nog steeds teveel kinderen in levensbedreigende omstandigheden op de wereld worden gezet. Ondanks de polarisatie in het politieke landschap, lijken politici het over geen enkel standpunt meer eensgezind te zijn dan over de overheidsinterventie bij het ongeboren kind. Het is evident dat de toenemende complexiteit in de samenleving van de overheid meer tussenkomst vraagt. De laissez-faire politiek van de twintigste eeuw is definitief begraven en toch is het debat over het ongeboren kind decennia oud. Sommigen zullen het debat bijgevolg kaderen binnen de eugenetica. “Eugenetica” betekent letterlijk de studie naar rasverbetering oftewel mogelijkheden zoeken tot het uitschakelen van de voortplanting van mensen met afwijkende kenmerken. Dat studiegebied lijkt vrij radicaal te breken met de mensenrechten omdat het veel weg heeft van het nazibeleid uit de jaren 1930. Professor Rodriguez legt uit dat er weldegelijk een breed spectrum bestaat binnen de eugenetica en dat ook sociale voorzieningen beschouwd kunnen worden als een manier om de mensheid te verbeteren. (2) Die sociale voorzieningen staan hier hevig ter discussie, aangezien de politiek de rechten van het ongeboren kind optimaal wil beschermen en dat kan mogelijks ten koste gaan van het ouderschap.
De Verenigde Naties besloten in 54 artikelen wat de rechten om kind te zijn inhouden. Om die rechten te kunnen handhaven bestaat Unicef, de Kinderrechtenorganisatie van de VN. Zij waakt internationaal over de kinderrechten en stelt de officiële tekst van het verdrag ter beschikking. (3) Het is belangrijk om te vermelden dat alle kinderrechten betrekking hebben op de Staten die het VN-verdrag hebben getekend en dat zijn volgens Unicef “alle landen van de wereld”. (4) Nochtans hebben de Verenigde Staten als enige land ter wereld het verdrag nooit officieel bekrachtigd in de senaat, maar die notie houdt geen verband met de discussies in de Belgische parlementen. Dat debat heeft eveneens raakvlakken met een aantal clausules uit het kinderrechtenverdrag en die zet ik hier kort uiteen zodat dit essay de nodige kritische houding kan aannemen. Allereerst mag het kind niet van diens ouders gescheiden worden tegen de wil van de ouders, tenzij de bevoegde autoriteiten met rechterlijke toestemming kunnen staven dat de scheiding met de ouders noodzakelijk is. (5) De overheid moet alle passende maatregelen nemen ten behoefte van het kind inzake opvoedkundig gebied om op die manier toe te zien op het sociaal welzijn van het kind. (6) Het kind moet immers kunnen genieten van een levensstandaard die voldoet aan de behoeften van de opvoeding van het kind. (7) Bovendien moet de staat ervoor zorgen dat de ouderlijke situatie op regelmatige basis gecontroleerd wordt zodat de plaatsing indien nodig teruggetrokken kan worden. (8) Als laatste is het zo dat bij alle maatregelen die getroffen worden betreffende het kind, de belangen van het kind voorop staan. Zo dient de bescherming, de zorg en het welzijn van het kind prioriteit te krijgen, maar moet er wel rekening gehouden worden met zowel de rechten als de plichten van de ouders. (9)
Het struikelblok van deze discussie bestaat uit de vraag in welke mate de rechten van ouders geldig zijn indien zij niet aan hun plichten kunnen voldoen. Wanneer de overheid dan oordeelt dat het kind geplaatst wordt, dient ze ervoor te zorgen dat er indien mogelijk op regelmatige basis contact verloopt tussen het kind en diens ouders.(10) Voordat die beslissing valt, moeten alle betrokken partijen – en dus zowel ouders als de overheid – tenminste de kans krijgen hun standpunten te verdedigen. (11) De vraag is dan welke standpunten ouders kunnen verdedigen, want over de plichten van ouders bestaat veel discussie. Volgens de Belgische overheid zijn beide ouders verantwoordelijk voor alle beslissingen met betrekking tot het kind totdat een rechter anders beslist. De overheid gaat er tevens vanuit dat iedere beslissing die genomen wordt door één ouder met stilzwijgend akkoord gebeurt van de ander. (12) Dat betekent dat beide ouders de verantwoordelijkheid dragen voor het welzijn van het kind of het nu geboren is of niet. De plichten van ouders zijn onderhevig aan de rechterlijke macht waarbij de overheid zich mogelijks burgerlijke partij kan stellen. Los van ouderlijke plichten heb je als ouder het recht op respect, je kind te verplichten naar school te gaan en bij jou te wonen zolang het minderjarig is. (13) Allemaal zaken die vanzelfsprekend lijken, maar dat zeker en vast niet voor iedereen zijn. Op welke manier schaden de levensomstandigheden van ouders het welzijn van het ongeboren kind tijdens de zwangerschap?
“Als je ziet dat een moeder die heroïneverslaafde is kinderen blijft maken en die kinderen steeds door een rechter worden afgenomen omdat het onveilig is… kinderen die stoornissen hebben, met verschijnselen en die afzien bij de geboorte; dan stel ik mijzelf de vraag of we hier niet moeten ingrijpen?” (14) In zijn boek “T.” haalt Conner Rousseau (VOORUIT) veel voorbeelden aan van kinderen uit problematische gezinssituaties die de zomer doorbrachten op de kampen in de Barkentijn, waar hij jarenlang begeleider was. Op die manier spreekt Rousseau overduidelijk uit eigen ervaringen waarin hij machteloos staat wetende dat die kinderen al gedoemd zijn voor het ongeluk bij de geboorte. (15) Ik vraag mijzelf af hoe ik in die situaties zou ageren op het verhaal van zulke kinderen. Hoe kan jij – zonder enige voogdij of nog maar recht op zeggenschap – een kind uit een moeilijke situatie helpen? Heb jij dan als burger de plicht melding te doen bij het vertrouwenscentrum kindermishandeling of zwijg je? Een doodgewone burger kan niet veel veranderen aan problematische gezinssituaties van een ander, maar kan wel de moeite doen om het kind vrijwillig hulp aan te bieden. Natuurlijk kan dat niet wanneer het kind nog niet geboren is, maar zou dan de overheid wel de mogelijkheid moeten hebben om proactief te reageren? Rousseau impliceert dat ouders die meerdere kinderen op de wereld brengen in dezelfde onveilige situatie, het recht mag worden afgenomen om nog langer kinderen te hebben. (16)
Daar volgt onmiddellijk de link naar de eugenetica: wat de overheid op die manier doet is niets minder dan het verbeteren van de levensstandaard van het ongeboren kind. (17) Op lange termijn verbetert de overheid zo de levensstandaard van de gehele samenleving. Er wordt vaak gezegd dat wat een moeder consumeert, de baby consumeert. In de literatuur is men het erover eens dat de gevolgen van drugs en alcohol op een ongeboren baby problematisch zijn voor de ontwikkeling van het kind. (18) Een moeder die drugsverslaafd is, schaadt weldegelijk het psychisch en fysiek welzijn van het ongeboren kind en daarom adviseert de overheid moeders geen drugs te gebruiken tijdens de zwangerschap. (19) Een advies blijft echter een advies zolang het niet gehandhaafd wordt. Een zwangere vrouw staat nog steeds vrij om middelen te gebruiken die ze zelf wil ook al schaden die de gezondheid van het ongeboren kind. Die laatste stelling gaat regelrecht in tegen het kinderrechtenverdrag en daarom lijkt het mij noodzakelijk dat de overheid ingrijpt. De overheid moet er immers alles aan doen om haar burgers te beschermen en dus ook ongeboren kinderen. Het recht van het kind op zorg en welzijn moet prioriteit krijgen en als ouders die rechten niet kunnen vervullen, dan moet de overheid daarvoor zorgen. Ik denk vervolgens niet dat een discours van ouderlijke vrijheid hier past, want wat dan met de vrijheid van het kind? Heeft het kind geen recht op een gezond bestaan? Professor Rodriguez gaf in haar hoorcollege aan dat ze gefrappeerd was door de uitspraken van meneer Rousseau omdat die doen denken aan het nazistisch beleid. Ik snap het idee achter die vergelijking wel, maar ik vraag me af of de vergelijking weldegelijk opgaat. Het nazistisch regime ging te werk aan de hand van liquidatie omdat het ene ras inferieur zou zijn, terwijl Rousseau hier pleit voor het verbeteren van de levensomstandigheden van ieder kind. (20)
Rousseau deelt die mening trouwens met menig politici. Onder andere Joachim Coens (CD&V), Celia Groothedde (GROEN) en Valerie van Peel (NV-A) gaan akkoord over het feit dat de overheid moet ingrijpen. In de Zevende Dag op zondag 25 april 2021 legde Van Peel zelfs uit dat ze een werkgroep oprichtte om over dat onderwerp na te denken. Ze haalde aan dat jaarlijks naar schatting 18.000 kinderen klacht indienen bij het vertrouwenscentrum kindermishandeling en dat dat een onderschatting is, aangezien velen geen klacht indienen. (21) Helaas zijn er geen effectieve cijfers bekend over in hoeveel gevallen het effectief gaat over de rechten van het ongeboren kind die in gevaar komen door onder andere drugsproblematiek. Groothedde beweerde dat het gaat over minderheidssituaties, maar daar leek Van Peel niet mee akkoord te gaan. (22) Groothedde is zeer terughoudend als het over dwang gaat en dat lijkt mij terecht: door mensen in problematische situaties te dwingen tot hulp, schrik je hen af van het zorgtraject. Er moeten goede criteria voor zijn die door een rechter afgedwongen kunnen worden. “It takes a village to raise a child,” vertelt Coens. (23) De omgevingsfactoren van een kind zijn naast de opvoeding van de ouders minstens even belangrijk. (24) Hij beantwoordde feitelijk de vraag die ik eerder al stelde: ja, je hebt als burger de plicht melding te doen van problematische situaties. De overheid moet inderdaad zorgen dat kwetsbare gezinssituaties verholpen kunnen worden en moet voorkomen dat die opnieuw voorvallen. Het kind weghalen van diens ouders lijkt voor mij een last resort. Bovendien valt de stelling dat het beleid vandaag teveel inzet op achteraf de schade te beperken, zoals Van Peel terecht aangeeft, volledig te rechtvaardigen. (25) “Liever voorkomen dan genezen,” is wat ik als kind vaak moest horen, maar de overheid kent die uitdrukking blijkbaar (nog) niet. Inzetten op preventie in de zorgsector is broodnodig.
De vraag blijft natuurlijk in welke mate de overheid moet interfereren. Conservatieve krachten kunnen nog zwaaien met het argument van de wet van de sterkste in de natuur. Herinnert u zich nog Darwin met The Origin of The Species? Iedere soort plant zich voort, niet elke nakomeling is even sterk en enkel de sterksten zullen overleven. (26) Blijft dit anno 2021 een waardevol argument als we het eens zijn over het feit dat het recht van het kind op zorg en welzijn prioriteit moet krijgen, zo bepaald door de VN? Mijn idee hierover is dat de mens al lang gekozen heeft voor haar eigen natuur en om daarin de beste versie van zichzelf te creëren. Het idee achter de welvaartsstaat legt voor dat de samenleving gemodereerd moet zijn: een soort sociaal contract tussen burgers en staat. Ook in dat opzicht heeft ieder mens een plicht te vervullen en die is voor iedere ouder dezelfde: voorzien in de zorg en het welzijn van het kind. Wanneer de ouders die zorg niet kunnen verstrekken, is het de taak van de overheid om hen daarbij te helpen in het belang van het kind. Dat is onze natuur geworden: een solidaire samenleving – zoals iedere kuddesoort leeft. De overheid wil iedereen voorzien in gelijke kansen en dat begint nog voor de geboorte van het kind. Dat de overheid daarom iemand mag beletten om kinderen te krijgen lijkt mij een brug te ver. Hoewel kwetsbare situaties die zich opnieuw blijven voordoen in hetzelfde gezin aangepakt moeten worden, preventief. Zo lijkt het me zelfs opportuun om iedere ouder wettelijk te verplichten de nodige zorg en het welzijn aan diens kind te geven.
Voetnoten:
Magaly Rodriguez, ‘Oost West, West Best’ (Hoorcollege, Leuven, 31 maart 2021).
Rodriguez, ‘Oost West, West Best’.
‘De 54 artikelen van het kinderrechtenverdrag’, informatief, Unicef.be, z.d., https://www.unicef.be/nl/waarom-bestaat-unicef/het-kinderrechtenverdrag/de-54-artikelen-van-het-verdrag.
‘Verdrag inzake de Rechten van het Kind Aangenomen door de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties op 20 november 1989 Officiële Nederlandse vertaling’ (Verenigde Naties, 20 november 1989).
Ibid., artikel 9.1.
Ibid., artikel 19 en artikel 20.
Ibid., artikel 27.
Ibid., artikel 9.1.
Ibid., artikel 3.
Ibid., artikel 9.3.
Ibid., artikel 9.2.
‘Welke rechten en plichten heb je tegenover je kinderen?’, informatief, 15 januari 2021, https://www.wikifin.be/nl/familie/kinderen-krijgen/welke-rechten-en-plichten-heb-je-tegenover-je-kinderen.
‘Welke rechten en plichten heb je tegenover je kinderen?’
‘Recht op kinderen begrenzen?’, Terzake (VRT, 9 februari 2021).
Conner Rousseau, T. (Gent: Borgerhoff & Lamberigts, 2020).
Rousseau, T.
Rodriguez, ‘Oost West, West Best’.
Sarah C.M. Roberts, ‘Complex Calculations: How Drug Use During Pregnancy Becomes a Barrier to Prenatal Care’, Springer, 16 maart 2010.
‘Alcohol, tabak en drugs tijdens de zwangerschap’ (Vlaams expertisecentrum Alcohol en andere Drugs, augustus 2018), https://www.druglijn.be/assets/faq_zwangerschap#:~:text=Net%20als%20alcohol%20en%20nicotine,worden%20van%20je%20eigen%20druggebruik.
‘Recht op kinderen begrenzen?’
‘Rechten ongeboren kind’, De Zevende Dag (VRT, 25 april 2021).
‘Rechten ongeboren kind’.
‘Rechten ongeboren kind’.
Vonnie C. McLoyd, ‘Socioeconomic disadvantage and child development’, American Psychologist 53, nr. 2 (februari 1998): 185–204.
‘Rechten ongeboren kind’.
Charles Darwin, The Origin of Species (London: John Murray, Albemarle Street, 1859).
Dit essay verscheen in het blad 'Hermes' van de studentenkring Historia. 'Hermes' verschijnt vijf maal per academiejaar en is er voor en door studenten geschiedenis aan de KU Leuven. Het volledige blad leest u via deze link.